Een pacemaker is een apparaatje, dat ervoor zorgt dat het hart in het juiste ritme en op de juiste frequentie blijft pompen. Meestal is het hartritme te langzaam. Zodra het ritme van het hart afwijkt, geeft de pacemaker stroomstootjes af om het hart in het juiste ritme te brengen.
Voor wie?
Meestal is een pacemaker nodig bij een te traag hartritme.
Dit komt voor bij onder andere:
- het Sick-Sinus-Syndroom
- een AV-block
- het lange-QT-syndroom (LQTS)
- na een ablatie van de bundel van His
Er zijn verschillende soorten pacemakers. De cardioloog bespreekt met u, welke pacemaker het meest geschikt is voor u. Dit is afhankelijk van de aandoening die bij u is geconstateerd.
Het plaatsen van een pacemaker:
Het plaatsen van een pacemaker is een relatief eenvoudige ingreep, die 1,5-2 uur duurt. De pacemaker wordt onder de huid geplaatst: boven de linker – of rechterborstspier of onder de borstspier. U krijgt een plaatselijke verdoving en bent bij kennis. Wel krijgt u pijnstillende en rustgevende medicijnen.
De cardioloog maakt een snee van 5-10 cm op de plek waar de pacemaker moet komen. Daar maakt hij een holte onder de huid, waarin hij de pacemaker plaatst. Vervolgens schuift hij de electrodedraden naar de juiste plek in het hart. De uiteinden van de draden haken vast aan de binnenzijde van de hartwand. De andere kant van de electrodedraden worden aan de kop van de pacemaker vastgemaakt. De pacemaker technicus stelt de pacemaker in en controleert of hij goed werkt.