Hoofdstuk 1 gaat over de gang van zaken bij ontslag uit het ziekenhuis.
In hoofdstuk 2 beschrijven we hoe het herstel meestal verloopt.
In hoofdstuk 3 leest u welke adviezen voor u van belang zijn.
Indien u een nieuwe hartklep heeft gekregen, kunt u in hoofdstuk 4 nog extra informatie over het herstel lezen.
1. Naar huis
U heeft net een hartoperatie ondergaan en binnenkort kunt u naar huis.
De eerste nacontrole (wondcontrole) geschiedt door de thoraxchirurg, de daaropvolgende controles geschieden door uw eigen cardioloog.
1.1
U krijgt bij ontslag naar huis de volgende papieren mee:
• een ontslagbrief voor uw huisarts
• een ontslagbrief voor uw cardioloog
• een afspraak bij de polikliniek Cardio¬logie.
• recepten voor medicamenten en/of verbandmiddelen
1.3 Weer thuis
Na ontslag uit het ziekenhuis gaat het herstelproces en de revalidatie thuis door. Vantevoren is moeilijk te zeggen hoe dit proces zal verlopen. Dit verschilt van persoon tot persoon. Na het ontslag uit het ziekenhuis kunnen er nog klachten optreden. Hierover kunt u meer lezen in het volgende hoofdstuk.
Het is aan te bevelen ook na uw ontslag uit het ziekenhuis door te gaan met de revalidatie. Het is mogelijk een revalidatieprogramma te volgen begeleid door een team van deskundige fysiotherapeuten. Informeer hierover bij uw cardioloog.
1.4 Bloedverdunnende middelen
Na ontslag uit het ziekenhuis blijft u medicijnen gebruiken die de stolling van het bloed remmen. Dit voorkomt dat stol¬seltjes kunnen ontstaan in omleidingen (bypasses) of op de hartkleppen. Welke middelen worden voorgeschreven hangt van verschillende factoren af. Bij gebruik van deze medicijnen is de neiging tot bloeden sterker dan normaal. Dit uit zich bijvoorbeeld in tandvleesbloeding bij het tanden poetsen, grote blauwe plekken na stoten of lang nabloeden van wondjes. Als er bloed in de urine of ontlasting voor¬komt, neem dan contact op met de poli cardiologie of met de huisarts.
Controle van orale antistolling (marcoumar, sintrom)
Het bloed van mensen die Sintrommitis (Acenocoumarol) of Marcoumar (Fenpro¬coumon) gebruiken moet regelmatig gecontroleerd worden. Door de mate van ontstolling van het bloed te meten wordt de dosis van de bloedverdunners bepaald. De hoeveelheid tabletten die wordt voor-geschreven kan wisselen. Niet alle genees¬middelen kunnen in combinatie met Sintrommitis en Marcoumar worden gebruikt. Overleg bij twijfel met de huis¬arts, cardioloog of apotheek.
Regelmatige bloedcontrole is niet nood¬zakelijk bij Aspirine, Acetylsalicylzuur, Ascal, Clopidogrel, Plavix.
Combinatie met alcohol
Alcohol versterkt de werking van Sintrom¬mitis en Marcoumar. Bij gebruik van twee tot drie glazen alcohol is er geen risico op verstoring van de instelling. Meer alcohol, en vooral ook onregelmatig gebruik van alcohol, is af te raden omdat dit de werking van Sintrommitis en Marcoumar negatief beïnvloedt.
2. Herstel
Na de operatie kunnen er allerlei klachten optreden. In dit hoofdstuk leest u hier meer over. Ook vindt u uitleg over wanneer u contact met een arts moet opnemen.
2.1 Normale verschijnselen na de operatie
Slapte en vermoeidheid zijn normaal na een grote operatie. Dit is het gevolg van het verlies van lichamelijke en geestelijke conditie: bij de operatie heeft uw lichaam veel reserves verbruikt. Die moeten weer worden opgebouwd. Door het oppakken van een normaal leven verdwijnen deze klachten vanzelf. Ook plotseling boos worden of de tranen laten lopen zonder dat daar een duidelijke reden voor is, horen bij de normale verschijnselen na de operatie. Bijna iedereen is na een hartope¬ratie van slag. Ook uw partner kan door de spanning rond de operatie wat van slag zijn. Deze verschijnselen verdwijnen na enige tijd vanzelf. Mocht dit niet het geval zijn, overleg dan met uw huisarts.
2.2 Pijn op de plaats van het borstbeen
Het borstbeen is tijdens de operatie in de lengte gespleten. Aan het einde van de operatie bevestigt de chirurg de beide helften van het borstbeen weer stevig aan elkaar met roestvrijstalen draden. Deze hech¬tingen worden in principe niet meer verwijderd. De beide helften van het borst¬been kunnen niet ten opzichte van elkaar schuiven. U kunt dan ook rustig op uw zij, rug of buik liggen. De volledige genezing van het borstbeen duurt ongeveer zes weken. Om het borstbeen te ontzien is het verstandig de eerste weken na de operatie geen zware huishoudelijke werkzaam¬heden, zoals stofzuigen en ramen lappen, te doen. Hoesten, niezen en persen blijven de eerste weken soms gevoelig. Na zes weken is de genezing zo ver gevorderd dat u de meeste dagelijkse handelingen weer kunt doen.
2.3 Spierpijn
Na de operatie is spierpijn normaal. U kunt spierpijn hebben in de nek, de rug, de ribben en de schoudergordel. Het wordt veroorzaakt doordat de randen van het borstbeen tijdens de operatie uit elkaar geduwd worden om bij het hart te komen. De spierpijn wordt geleidelijk minder, maar kan wel zes tot acht weken aanhouden.
2.4 Dik been
Bij het maken van omleidingen voor de vernauwde kransslagader wordt meestal ook een ader uit het been gebruikt. De verandering in de terugstroom van het bloed uit het been waar de ader uit is verwijderd, kan er in de eerste weken na de operatie toe leiden dat het been dik wordt. Om dit te voorkomen is het belang¬rijk dat u een steunkous aandoet als u uit bed gaat.
2.5 Klachten op de plaats van de (been)wonden
Gevoelloze plek
Bij het verwijderen van de ader uit het been is het soms onvermijdelijk dat een kleine huidzenuw wordt beschadigd. Hier¬door kan er bijvoorbeeld op het scheen¬been en de enkel een gevoelloze plek ontstaan. Deze plek wordt langzamer kleiner, maar vaak blijft een klein deel van de huid van het been vreemd aanvoelen. Hoewel dit vervelend kan zijn, is dit geen reden tot bezorgdheid.
Stekende pijn
Vooral bij de knie en de enkel kan het litteken van de wond de eerste weken een stekende pijn vertonen. Als de wond continu pijn doet en daarbij rood en dik wordt en vocht produceert, moet u met de huisarts contact opnemen. Als er een kleine hoeveelheid vocht uit de wond lekt, kunt u een droog steriel gaas op de wond leggen. Het gaas maakt u vast met een pleister. De operatiewonden zijn in het algemeen dicht als u naar huis gaat.
Verzorging wonden
U kunt gewoon elke dag douchen. Het is echter beter om voorlopig niet in een badkuip te gaan liggen. Gebruik geen poeders en zalfjes op de wond. Als de wondranden plaatselijk wijken of als er een draadje van een hech¬ting zichtbaar is, trek er dan niet aan. De hechtingen lossen vanzelf in ongeveer zes weken op. Omdat het litteken minder breed en dus fraaier wordt als er weinig spanning op komt raden wij vrouwen aan een bh zonder beugels te dragen.
2.6 Wanneer een arts bellen
Eenmaal thuis kunnen klachten optreden waarbij het raadzaam is hulp te zoeken. In eerste instantie belt u de huisarts of de cardioloog. In noodgevallen of bij twijfel kunt u zich begeven naar de spoedeisende hulp.
Temperatuurverhoging
Als u het gevoel heeft koorts te hebben, neem dan met een thermometer de tempe¬ratuur op. Neem bij een temperatuur van meer dan 38,5 graden Celsius contact op met uw huisarts.
Wondproblemen
Als de wonden rood, dik en pijnlijk worden of als er helder of troebel vocht uit de wond komt, neem dan contact op met uw cardioloog.
Onregelmatige en snelle hartslag
Vaak werd tijdens de opname de hartslag snel en onregelmatig. Soms gebeurt dit thuis ook. Dit is een reden om contact op te nemen met uw eigen cardioloog.
Pijn
Neem contact op met uw huisarts bij het ontstaan van pijn op de borst zoals voor de operatie, maar ook bij het erger worden of verandering van de wondpijn van de borst- of beenwond.
Kortademigheid
Bij vertrek uit het ziekenhuis is het normaal dat u nog enige tijd kortademig bent. Meestal neemt deze klacht snel af. Bij toename moet door de cardioloog de eventuele oorzaak worden vastgesteld.
Hoesten
Neem bij toenemende hoest en het opgeven van geel of groen slijm contact op met uw huisarts.
3. Adviezen
Voor een optimaal herstel na de operatie zijn de volgende adviezen van groot belang.
• Stop met roken
Onderzoek heeft aangetoond dat roken slecht is voor de gezondheid, met name voor hart en vaten. Ook is aangetoond dat omleidingen sneller dichtslibben bij mensen die na hun omleidingoperatie blijven roken. Wij raden het roken daarom met klem af.
• Laat bloeddruk en bloedsuiker controleren
Laat de bloeddruk regelmatig controleren en zonodig behandelen. Een onderdruk van meer dan 95 moet doorgaans behandeld worden. Diabetici dienen hun bloedsuiker¬gehalte te controleren omdat door de hart-operatie de instelling veelal verstoord raakt.
• Eet gezond
Eet gezond en niet teveel. Wees matig met vet en voorzichtig met zout. Als u overge¬wicht heeft is het verstandig af te vallen. U kunt dit bespreken met uw huisarts of met een diëtist.
• Neem voldoende rust
Na de operatie is het niet nodig
’s ochtends lang in bed te blijven liggen en ’s avonds vroeg naar bed te gaan. Wel is het verstandig een uurtje tussen de middag te rusten. Voer geleidelijk uw acti¬viteiten op. Dit geldt voor zowel lichame¬lijke als geestelijke en sociale activiteiten. Doe alles geleidelijk, een beetje moe worden mag, maar overdrijf het niet. Probeer situaties die stress veroorzaken te vermijden en probeer afstand te nemen van hetgeen u in een onaangename span¬ning brengt. Ga regelmatig naar buiten voor een wandeling. Doe dit zeker de eerste paar keer in het bijzijn van iemand anders en houd er rekening mee dat u ook weer terug moet lopen.
• Beweeg voldoende
Als u in het ziekenhuis al goed ter been was, is het aan te bevelen de eerste dag na thuiskomst in eigen tempo en naar eigen kunnen elke dag te wandelen. Trap¬lopen is ook toegestaan. In het algemeen hebben de meeste mensen weinig lichame¬lijke beperkingen na een hartoperatie. Weer starten met sporten is afhankelijk van uw conditie voor de operatie. Normaal gesproken kunt u uw conditie langzaam opbouwen naar uw sportniveau van voor de operatie. Er zijn mogelijkheden om dit via een hartrevalidatieprogramma te doen. U kunt dit bespreken met uw cardioloog.
• Fietsen en autorijden
Fietsen kunt u vanaf zes weken na de operatie proberen als u zich zeker genoeg voelt. Het is raadzaam de eerste tijd na de operatie zelf geen auto te rijden (zeker niet de eerste zes weken).
• Vrijen
Vrijen is geen activiteit die het hart extra belast. De inspanning hierbij is te verge¬lijken met het oplopen van twee trappen. Het advies luidt het gewoon te doen als u en uw partner er weer aan toe zijn. Ook hier geldt dat geen overmatige belasting van het borstbeen dient plaats te vinden in de fase van genezing (dus gedurende de eerste zes weken na de operatie). Het levert geen bijzonder risico voor het hart op.
• Weer aan het werk
Meestal kunt u tussen de drie en zes maanden na de operatie weer gaan werken, afhankelijk van de aard van de werkzaamheden. U voelt in het algemeen zelf het beste wanneer u weer aan werken toe bent.
Bespreek de werkhervatting in een vroeg stadium met werkgever, bedrijfsarts, huis¬arts en cardioloog. Vaak is het verstandig te beginnen met halve dagen te werken en dit langzaam op te voeren.
• Vakantie
Als u vlot en zonder problemen herstelt is na zo’n twee maanden een vakantie heel goed mogelijk. Beperkingen zijn er in prin¬cipe niet. Wel is het verstandig dit van tevoren met uw huisarts, cardioloog en de trombosedienst te overleggen. Als u besluit met vakantie te gaan, doe dan de eerste dagen rustig aan en bekijk zelf wat u aankunt.
4. Aanvullende informatie voor patiënten met een hartklepprothese
De in deze folder vermelde informatie geldt ook voor patiënten die een hartklep¬operatie hebben ondergaan. Voor deze patiënten volgt hier nog enige aanvul¬lende informatie.
Antibiotica
Alle patiënten met een hartklepprothese lopen een verhoogd risico op infectie van deze hartklep. Daarom is in sommige gevallen extra bescherming met antibio¬tica nodig. Dit heet endocarditis profylaxe. Dit geldt voor alle hartkleppatiënten zowel voor als na de operatie, bij bepaalde medi¬sche ingrepen, verwondingen of tandheel¬kundige behandelingen.
Geef dus altijd bij uw arts, tandarts of mondhygiënist aan dat u een gerepareerde of vervangen hartklep heeft.
Sintrommitis en Marcoumar
Patiënten die een hartklepvervanging met een mechanische klepprothese hebben ondergaan moeten onder alle omstandig¬heden en levenslang Sintrommitis of Marcoumar gebruiken. Levenslange controle van het bloedverdunningsgehalte (INR) is daarom ook noodzakelijk.
Als een zogenoemde bioprothese is gebruikt, kan onder sommige omstandig¬heden na verloop van tijd en uitsluitend in overleg met de cardioloog het gebruik van de bloedverdunners gestaakt of gewijzigd worden.
Wanneer u (tijdelijk) extra medicijnen voorgeschreven krijgt is het verstandig om dit door te geven aan de cardioloog. Bij eventuele beïnvloeding van uw antistolling kan hij daar rekening mee houden.
5. Overige informatie
5.1 Klacht of opmerking
Wij doen er alles aan uw bezoek aan het Thorax Centrum Paramaribo zo goed mogelijk te laten verlopen. Het kan echter voorkomen dat u niet tevreden bent. Wij raden u aan uw opmerkingen of klachten direct te bespreken met de betrokkene(n) of de leidinggevende van onze afdeling.
5.2 Vragen
Heeft u na het lezen van deze folder toch nog vragen, aarzel dan niet deze te stellen aan de zaalarts, een van de verpleegkun¬digen of de cardioloog. Als er klachten ontstaan, neem dan in eerste instantie contact op met uw huis-arts. Zijn er problemen dan kunt u altijd contact opnemen met uw cardioloog of thoraxchirurg.
Belangrijke telefoonnummers
Poli cardiologie: 440551 of 442222 tst 358
Spoedeisende hulp: 4442288 of 442222 tst 420
Aarzel niet contact op te nemen!
Beter een keer te vaak gebeld dan een keer te weinig